Aanpak fiscaal voordeel breukdelengemeenschap
Het kabinet heeft een wetsvoorstel voor de aanpak van ongelijke breukdelen in een huwelijksgemeenschap of verrekenbedingen ingediend. Aanleiding voor de gewenste wijziging is een uitspraak van de Hoge Raad in 2024 waarin is geoordeeld dat het aangaan van een huwelijksgemeenschap met ongelijke breukdelen geen belaste schenking vormt.
Vermogensverschuiving zonder belastingheffing
Het wettelijke uitgangspunt bij een huwelijksgemeenschap is dat beide echtgenoten recht hebben op een gelijk aandeel (ieder de helft) in het gemeenschappelijke vermogen. Echtgenoten kunnen ook kiezen om hier vanaf te wijken en de huwelijksgemeenschap in een andere verhouding te verdelen door het opstellen van huwelijkse voorwaarden. Op deze manier verschuift bij ontbinding van het huwelijk (bij overlijden of echtscheiding) vermogen naar de andere echtgenoot. De Hoge Raad heeft in 2024 uitgesproken dat deze vermogensverschuiving in veel gevallen onbelast is.
Voorbeeld
A en B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De huwelijksgoederengemeenschap bedraagt € 1 miljoen. Uitgangspunt is dat A en B een gelijk aandeel in de gemeenschap hebben. Bij het overlijden van één van de echtgenoten is de nalatenschap € 500.000. A en B hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarbij A een aandeel in de gemeenschap heeft van 90% en B van 10%. Als B overlijdt dan bedraagt de nalatenschap € 100.000 in plaats van € 500.000. Dit levert een verschuiving van vermogen op die niet wordt belast met schenk- of erfbelasting.
Het kabinet vindt deze constructie onbedoeld, omdat de ongelijke breukdelen veelal zijn ingegeven vanuit fiscale beweegredenen. Het wordt vaak ingezet om geen of lagere schenk- of erfbelasting te betalen. Met de recentelijke uitspraak van de Hoge Raad is het bestrijden van deze constructies lastig.
Wat staat in het wetsvoorstel?
Het kabinet stelt voor om bij een ontbinding van een huwelijksgemeenschap waarbij een echtgenoot meer toekomt dan de helft, het meerdere te belasten met schenk- of erfbelasting. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het wettelijke uitgangspunt.
Voorbeeld (vervolg)
In het eerdere voorbeeld heeft A bij ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap recht op 90% en B 10%. De huwelijksgoederengemeenschap bedraagt € 1 miljoen. Bij overlijden van B heeft A volgens de verdeling recht op € 900.000 en B € 100.000. De erfenis van B is € 100.000. Door het wetsvoorstel telt het bedrag dat A meer krijgt dan 50%, volgens het erfrecht mee als een erfdeel. Het meerdere vertegenwoordigt 40% (€ 400.000) wat wordt belast met erfbelasting.
In het wetsvoorstel is bewust geen tegenbewijsregeling ingevoerd. Een tegenbewijsregeling kan leiden tot lastige discussies over het motief van het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. In het voorstel wordt ook geen termijn tussen de wijziging van de huwelijkse voorwaarden en de ontbinding daarvan opgenomen omdat het dan nog steeds mogelijk is om constructies op te zetten.
Overgangsrecht
In het opgenomen overgangsrecht wordt voorgesteld dat de wijziging niet geldt voor huwelijkse voorwaarden waarin voor 18 april 2025 een huwelijksgemeenschap met ongelijke breukdelen is overeengekomen.
Let op: als echtgenoten na 18 april 2025 besluiten de huwelijkse voorwaarden met een ongelijke breukdelengemeenschap aan te passen, maar de ongelijke breukdelen in stand houden, dan verliezen zij de toegang tot het overgangsrecht. In dat geval gaat de nieuwe regelgeving gelden.
In het wetsvoorstel wordt met een ongelijk aandeel in een huwelijksgemeenschap ook een ongelijk aandeel in een verrekenbeding bedoeld.
Biologische kinderen en erfbelasting: verruiming van het kindertarief
Volgens het Nederlands recht is een biologisch kind niet automatisch een juridisch kind. Dat is bijvoorbeeld het geval als het kind niet is erkend of buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap is geboren. In een zaak die in 2024 voor de Hoge Raad speelde, erfde een biologisch kind van zijn vader, hoewel hij juridisch het kind was van een ander. De Belastingdienst weigerde aanvankelijk het kindertarief en de vrijstelling voor kinderen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het kind daar wél recht op had. Belangrijk was dat sprake was van biologisch ouderschap én ‘family life’ tussen vader en kind.
Vanaf 2026 wordt deze uitspraak wettelijk vastgelegd. Biologische kinderen van wie de ouder geen juridisch ouder is, krijgen dan onder voorwaarden recht op het kindertarief en de vrijstelling. Tot die tijd geldt de uitspraak van de Hoge Raad en is het kind afhankelijk van de vraag of het erfgenaam is (bijvoorbeeld via testament).
De zaak was bijzonder omdat het kind al juridisch kind was van een ander. Dit roept vragen op over situaties met meerouders of adoptie. Daarnaast blijft onduidelijk hoe het criterium ‘family life’ fiscaal wordt toegepast. Niet ieder biologisch kind heeft immers contact (gehad) met de ouder van wie wordt geërfd. De exacte invulling van de wet blijft daarom nog afwachten.
Praktische aanpassingen
Er zijn nog twee praktische aanpassingen gepresenteerd: een verlenging van de aangiftetermijn en een aanpassing in de berekening van belastingrente op aanslagen erf- en schenkbelasting.
- Verlenging van de aangiftetermijn voor erfbelasting
Voor de erfbelasting geldt een aangiftetermijn van 8 maanden na overlijden. Deze termijn wordt veelal als te kort ervaren om aangifte erfbelasting te doen. Voorgesteld wordt deze te verlengen, naar verluid zou dat 20 maanden worden. De nieuwe termijn wordt echter niet genoemd in de nota. Afwachten dus! - Belastingrente op aanslagen erf- en schenkbelasting
De matiging van de belastingrente gaat over gevallen waarin een onjuiste aangifte erfbelasting wordt herzien. In dat geval wordt alleen belastingrente in rekening gebracht over het verschil in te betalen belasting tussen de definitieve en de onjuiste aangifte. Eerder was dit niet het geval en werd de belastingrente in een dergelijk geval berekend over het volledige bedrag van de te betalen erfbelasting.
Tot slot
De voorstellen uit de Voorjaarsnota laten zien dat het kabinet nadrukkelijk naar manieren zoekt om bestaande fiscale constructies rond schenken en erven aan te pakken en tegelijkertijd recht probeert te doen aan maatschappelijke en juridische ontwikkelingen. Of het nu gaat om het belasten van ongelijke breukdelen binnen een huwelijksgemeenschap of het erkennen van rechten voor biologische kinderen, de wetgeving beweegt duidelijk mee met actuele jurisprudentie en de praktijk.
Nog niet alle voorstellen zijn uitgewerkt in definitieve wetgeving, maar het is belangrijk om alert te blijven op deze ontwikkelingen. Ze kunnen immers directe gevolgen hebben voor de inrichting van huwelijkse voorwaarden, testamenten en fiscale aangiftes. Wij volgen de wetgevingsprocessen op de voet en houden u uiteraard op de hoogte zodra er meer duidelijkheid is.
Heeft u een vraag over uw specifieke situatie? Neem dan contact op met Belastingadviseur Silvie Rasenberg voor meer informatie.